Stappenplan

Stappenplan Felix 3D printer

Kennismaken met de printer

Voordat we beginnen met printen is het handig om te weten waar de onderdelen van de printer zitten. Het Digital Art Lab kent twee printers. De ArtPrinter (heeft een roze sticker waar ‘Digital Art Lab’ op staat) en de Ender5 (de grotere printer met het gele schermpje). De 3D printer

  1. De printkop en nozzle: Deze zit bovenaan de printer en warmt het filament op om de 3D print te maken. Wees dus voorzichtig met deze aanraken want het kan heet zijn. Dit deel gaat heen en weer bewegen tijdens de print.
  2. Het printbed: Dit is het vlak waar de 3D print op geprint wordt. Het bed beweegt omhoog en omlaag om te bepalen op welke hoogte de nozzle gaat printen.
  3. Het filament: Dit zit bij de ArtPrinter aan de rol rechts van de printer. Deze loopt met een draadje de nozzle in zodat het gebruikt kan worden om te printen. Aan de zijkant van de rol kan je zien welk soort filament dit is.
  4. Het printerscherm: Dit is het schermpje onderaan voor de printer. Hier laat de printer informatie zien over de huidige print, zoals de temperatuur van de nozzle en het bed. Hier kan je ook instellingen van de print aanpassen. Om het schermpje te besturen maak je gebruik van de draaiknop.
  5. De aan- uitknop: Deze zit op het doosje onderaan achter de printer. Hiermee zet je de printer aan en uit.

Voorbereiden van het 3D-model

  1. Open PrusaSlicer op je computer.
  2. Importeer het 3D-model dat je wilt printen.
  3. Pas rechtsboven de printinstellingen aan volgens je voorkeuren.
    • Kies bij “Print Settings” hoeveel detail je wil printen. (Normaal, HoogDetail of SuperSnel)
    • Kies bij “Filament” het type filament waar je mee gaat printen. (NinjaFlex TPU, PETG, PLA)
    • Kies bij “Printer” de printer die je gaat gebruiken.
      • Gebruik "ArtPrinter" voor gedetailleerd werk en "Ender5" voor snelheid.
  4. Klik rechtsonder op "Slice now".
  5. Controleer het model op eventuele fouten. Let vooral op of het model er nog uit ziet zoals je wilt, of het de juiste grootte heeft en of er nergens gaten in zitten. Pas je settings aan indien nodig door bovenaan op prinsinstellingen te klikken. Soms geeft PrusaSlicer zelf al een probleem aan.
💡

Meer weten over PrusaSlicer? Kijk deze video (opens in a new tab) of kijk op de site van PrusaSlicer (opens in a new tab) zelf.

Exporteer G-code

  1. Nadat het model is gesliced en gecontroleerd, klik je op "Export G-code" in PrusaSlicer.
  2. Sla het gegenereerde G-code bestand op op je computer.

Filament verwisselen

Zorg ervoor dat je genoeg filament hebt voor de print. Als je niet genoeg hebt of een ander soort filament wilt gebruiken kan je deze uitwisselen.

  1. Zet de printer aan.
  2. Ga via het schermpje naar Temperature -> Nozzle en verhoog de temperatuur van de nozzle tot de aanbevolen smelttemperatuur. De smelttemperatuur verschilt per filament. Voor NinjaFlex TPU en PETG is dit ongeveer 225°C, voor PLA is dit ongeveer 195°C. Als het filament toch niet goed smelt kan je de temperatuur 10-30°C hoger zetten.
  3. Wanneer je het filament onderaan de nozzle eruit ziet komen is het filament warm genoeg om los te maken. Duw de metalen draaiknop op de printkop naar achteren en trek aan het filament sliertje om deze eruit te halen. Trek niet aan het buisje waar het filament doorheen gaat. Filament verwijderen
  4. Verwissel de filament rol met het filament dat je wilt gebruiken. Let erop dat het filament niet geknoopt raakt zoals op de foto. Geknoopt filament
  5. Pak het uiteinde van het filament en duw het door een van de gaten in het witte schijfje rechtsboven op de printer. Duw het vervolgens licht door het buisje aan de nozzle. Witte schijfje
  6. Ga terug naar het schermpje en ga naar Motion -> Move Axis -> Move Extruder -> Move 1mm. Hou het filament weer vast om te voelen of het de nozzle in gaat en draai aan de knop om de het extruder getal omhoog te zetten. Als het goed is zie je en voel je het filament verder de nozzle in gaan, als dit niet het geval is kan je het filament verder duwen en meer aan de knop draaien.
  7. Wanneer er weer filament uit de onderkant van de nozzle komt is het filament succesvol verwisselt.
  8. Zet de temperatuur van de nozzle weer omlaag.

Upload G-code naar OctoPrint

  1. Zorg er eerst voor dat het bed schoon is. Als er nog filament opzit kan je het schoonmaken met de spons en eventueel een beetje zeep. Maak het bed weer droog wanneer deze schoon is.
  2. Als je dit nog niet gedaan hebt, zet de printer aan. Zo kan deze alvast opwarmen en kan OctoPrint de printer vinden.
  3. Ga naar de OctoPrint-interface van de gewenste printer in je webbrowser.
  4. Klik op "Upload" links onderaan de pagina (een beetje scrollen) en selecteer het G-code bestand dat je hebt geëxporteerd. Uploaden
  5. Wacht tot het bestand is geüpload naar OctoPrint.

Start de print

  1. Nadat het G-code bestand is geüpload, selecteer je het in de OctoPrint-interface. Dit doe je door rechts onderaan het bestand op het map-icoontje te drukken.
  2. Kijk of de OctoPrint verbonden is met de printer. Als linksboven de printerinstellingen staan is het verbonden. Anders moet je eerst op ‘Connect’ drukken en opnieuw het bestand selecteren. Connect
  3. Controleer of de printerinstellingen overeen komen met die in PrusaSlicer.
  4. Aan het begin en tijdens de print moet je heel goed opletten dat de nozzle op de juiste hoogte zit. Lees alvast de volgende stap zodat je weet waar je op moet letten.
  5. Als je er klaar voor bent druk dan op “Print”. Het duurt even voordat de printer gaat printen, omdat de nozzle en het bed eerst verder opgewarmd moeten worden.

Monitor de voortgang

Volg de voortgang van de print via de OctoPrint-interface. Je kunt informatie bekijken zoals de geschatte tijd tot voltooiing, de temperatuur van de printer en andere belangrijke statistieken. De tijd tot voltooiing klopt niet altijd, je kunt er vanuit gaan dat het langer duurt.

De eerste laag is cruciaal voor het laten slagen van de print. De hechting op het bed moet goed zijn.

💡

Let vooral bij de eerste laag goed op, je kan hier de “Babystep Z” functie gebruiken als de nozzle te ver van of te dicht bij het bed zit om goed te printen.

Babystep Z instellen

De babystep Z functie kan je pas benaderen in het display als de printer aan het printen is. Zodra hij de eerste teststreep print: Selecteer ‘Tune’ > ‘Babystep Z’.

  • + vergroot de afstand tussen nozzle en bed.
  • - verkleint de afstand tussen nozzle en bed.

Als de teststreep te smal is en de lijnen elkaar niet aanraken is de nozzle te ver weg en moet het bed omhoog. Als de lijn op het bed gedrukt lijkt en het midden van de lijn dunner lijkt dan de buitenkant van de lijn, is de nozzle te dichtbij en met het bed omlaag

Zie ook deze video (opens in a new tab).

Problemen hechting (eerste laag)

Als de print is mislukt omdat het niet goed aan het bed bleef plakken kan je de volgende oplossingen proberen:

  • Maak het heated bed nogmaals schoon met een zacht papiertje en blauwe schoonmaakalcohol.
  • Een beetje prittstift op het bed smeren.

Er komt geen filament uit de printer

Mogelijk zit de printkop verstopt. Vraag een Labmedewerker om hulp.

Verwijder de voltooide print

  1. Als de print is voltooid, verwijder je het object voorzichtig van het printbed. Kun je er niet goed bij? Dan kan je het bed omlaag zetten via het schermpje.
  2. Schakel de printer uit en ruim de werkruimte op.